‘The criterion must be humility’
Arvo Pärt, Minimal Music en nieuwe spiritualiteit
Al jaren achtereen is de Estse componist Arvo Pärt (*1935) de meest gespeelde eigentijdse klassieke componist. Uitvoeringen van zijn verstilde werken zijn vaak volledig uitverkocht en cd’s met opnamen ervan gaan als warme broodjes over de toonbank.
In het werk van Pärt komen twee belangrijke stromingen in de hedendaagse muziek bij elkaar. De eerste is de Amerikaanse trend van Minimal Music, die ontstond als protest tegen de overgrote complexiteit van naoorlogse compositietechnieken en wortelt in Oosterse meditatietechnieken. Pärts muziek heeft inderdaad een uitgesproken meditatief karakter.
Pärts werk wortelt echter ondubbelzinnig in de christelijke traditie en vormt daardoor bestanddeel van wat wel Nieuwe spiritualiteit wordt genoemd. Net als Olivier Messiaen (1908-1992), maar bijvoorbeeld ook Sofija Gubajdulina (*1931), Galina Grigorjeva (*1962) en James McMillan (*1959), haalt Pärt vrijwel structureel zijn inspiratie uit de Bijbelse-christelijke traditie.
In deze cursus zullen werken van Arvo Pärt worden verkend vanuit deze twee invalshoeken en worden vergeleken met die van andere representante componisten uit deze stromingen.
Amsterdam
10 dinsdagmiddagen: 29 september t/m 15 december 2020
geen college op 20 oktober en 24 november, van 14.00 uur tot 16.30
Groningen
10 woensdagmiddagen: 30 september t/m 16 december 2020
geen college op 14 oktober en 25 november, van 14.00 uur tot 16.30 uur
Leeuwarden
10 maandagochtenden: 30 september t/m 16 december 2020
geen college op 14 oktober en 25 november, van 9.30 uur tot 12.00 uur.
Zwolle
10 maandagmiddagen: 28 september t/m 14 december 2020
geen college op 12 oktober en 23 november, van 13.30 uur tot 16.00 uur.
Vormleer en analyse II:
de sonatevorm
Nadat in de vorige cursus de liedvormen, het thema met variaties en de rondovormen aan de orde zijn gekomen, zal in deze cursus nu de sonatevorm aan de orde worden gesteld.
Van de vormen in de klassieke muziek is de sonatevorm de meest complexe. Enerzijds omdat de sonatevorm de meest omvangrijke vorm is, maar vooral omdat de vorm culmineert in tonale contrasten. Over de loop van de decennia in de tweede helft van de 18e eeuw zijn componisten echter verschillend met de uitgangspunten van de sonatevorm omgegaan en Ludwig van Beethoven ging in de eerste decennia van de 19e eeuw eveneens vrij om met de hem aangereikte erfenis. Het gevolg is dat de sonatevorm in tal van verschijningsvormen voorkomt.
Aan de hand van pianosonates van Haydn, Mozart en vooral Beethoven – wiens 200e geboortedag de muziekwereld in december 2020 hoopt te gedenken – zal in deze cursus de ontwikkeling van de sonatevorm worden uiteengezet, waarna de cursist zelf verschillende delen uit sonates van Beethoven kan gaan analyseren, die tijdens de colleges klassikaal worden besproken.
Amsterdam
10 dinsdagochtenden: 29 september t/m 15 december 2020
geen college op 20 oktober en 24 november, van 10.30 uur tot 13.00
Igor Stravinsky en de bronnen van onze cultuur
Zoals het jaar 2020 voor de muziekwereld een Beethoven-jaar is, zal het jaar 2021 een Stravinsky-jaar, omdat het dan 50 jaar geleden zal zijn dat de componist, die wordt beschouwd als de grootste componist van de 20e eeuw, overleden is. Wat Beethoven en Stravinsky met elkaar gemeen hebben, is dat ze allebei een werk schreven waarvan met recht kan worden gezegd dat het de muziekgeschiedenis veranderde: zoals Beethoven met zijn Eroica-symfonie de Romantiek inluidde, staat Stravinsky’s ballet Le Sacre du printemps (1913) te boek als het openingswerk van de moderne muziek.
Tot de meest opmerkelijke facetten van Stravinsky behoort dat hij zijn stijl tot tweemaal toe ingrijpend vernieuwde. Verrassend is dat deze stijlvernieuwingen deels gepaard gingen met een verandering van inspiratiebronnen. Wat vaak Stravinsky’s Russische fase wordt genoemd – waarin de drie beroemde balletten De vuurvogel (1910), Petruška (1911) en de genoemde Le Sacre du printemps (1913) vallen – wordt gekenmerkt door een oriëntatie op Russisch heidendom. Hierop volgde Stravinsky’s neoklassieke fase, waarin hij meerdere malen zijn inspiratie putte uit de Griekse Oudheid (zoals in de balletten Apollon musagète en Orpheus). Na de dood van Arnold Schönberg (in 1951) ontwikkelde Stravinsky zijn eigen variant van twaalftoonsmuziek. De werken die hij in deze stijl schreef, hebben geregeld een Bijbels-christelijk onderwerp. Er kan dus worden gesteld dat Stravinsky voor zijn werk uit de drie belangrijkste bronnen van de Europese cultuur heeft geput.
Gegevens over de cursussen in Amsterdam, Groningen en Leeuwarden volgen.
Zwolle
10 maandagmiddagen: 18 januari t/m 29 maart 2021
(geen college op 22 februari), van 13.30 uur tot 16.00 uur.
Canon en fuga in de klassieke periode
Aansluitend op de twee cursussen vormleer – die grotendeels vormen in de klassieke stijl betroffen – volgt nu een cursus over canon en fuga in de klassieke stijl. Wanneer de klassieke stijl tegenover de barok wordt geplaatst, kun je vaak lezen dat barokke muziek als polyfoon, de klassieke stijk daarentegen als homofoon wordt gekwalificeerd. Algemeen gesproken klopt dit wel, maar het is niet zo dat contrapunt in het klassieke tijdvak niet voorkomt. Joseph Haydn beheerste het oude contrapunt bijzonder goed, zoals hij in zijn strijkkwartetten op.20 (1772) demonstreerde. Mozart rekende de ontdekking van de muziek van Johann Sebastian Bach tot de grootste muzikale belevenissen in zijn leven en begon in zijn Weense jaren steeds polyfoner te schrijven. Beethoven is in zijn studententijd grondig getraind in het contrapunt, maar kreeg er pas in het laatste decennium werkelijk belangstelling voor en ging in zijn late werk op geheel eigen wijze met contrapunt om.
Aangezien in de cursussen fuga-analyse de bespreking van de canon buiten beschouwing moest blijven, zal in deze cursus eerst aan de hand van Bachs Goldberg Variaties (BWV 988) een inleiding tot canontechnieken worden geboden. Van hieruit zal een keur aan canons en fuga’s van Haydn, Mozart en Beethoven worden bestudeerd, waarbij de aandacht in het bijzonder zal uitgaan naar de overeenkomsten en verschillen met de barokke stijl.
Amsterdam
10 dinsdagochtenden, van 10.30 uur tot 13.00. Precieze data volgen.